Inhoud
- Wat houdt een bemiddeling in?
- Wie kan aangesteld worden als bemiddelaar?
- Hoe kan een bemiddelingsprocedure opgestart worden in een hangend beroep bij de Raad?
- Wat is het verdere verloop van de bemiddelingsprocedure na het indienen van een verzoek tot bemiddeling?
- Wie neemt deel aan de bemiddelingsgesprekken?
- Wat is het resultaat van een bemiddelingsprocedure?
- Welke invloed heeft de opstart van een bemiddelingsprocedure op het procedureverloop van het beroep bij de Raad?
1. Wat houdt een bemiddeling in?
Procespartijen kunnen de Raad gezamenlijk verzoeken om, ter oplossing van een voor de Raad gebrachte betwisting, een bemiddelingsprocedure op te starten. Ook de Raad zelf kan het initiatief daartoe nemen, mits uiteraard het akkoord van de partijen.
De Raad start de bemiddeling op met een proces-verbaal.
Bemiddeling gebeurt op vrijwillige basis. Niemand kan worden gedwongen.
Bij bemiddeling staat een directe én vertrouwelijke dialoog tussen alle betrokken partijen centraal. Zo zijn ze zelf verantwoordelijk voor het zoeken naar een oplossing die tegemoet komt aan hun werkelijke belangen.
Dit leidt tot een duurzame oplossing. Niet alle belangen krijgen immers altijd een plaats tijdens een gerechtelijke procedure omdat niet alle belangen steeds juridisch vertaalbaar zijn. Bij bemiddeling kan meer ruimte geboden worden om in te gaan op wat er werkelijk aan de hand is. Door een bemiddeling kan de communicatie tussen de betrokkenen ook worden hersteld.
De bemiddelaar ondersteunt dit proces. Hij kan ook derden bij de bemiddeling betrekken.
Enkel het resultaat van de bemiddeling wordt gecommuniceerd aan de Raad, voor het overige blijft alles tijdens de bemiddeling confidentieel. Dit betekent dat al wat de partijen meedelen en voorleggen tijdens de bemiddeling, dus ook schriftelijke stukken, vertrouwelijk wordt gehouden. Achteraf, als de bemiddeling zou mislukken, kan niets worden aangewend in de procedure bij de Raad of in om het even welke andere gerechtelijke procedure.
Zie artikel 42 DBRC-decreet en artikelen 95 tot en met 100 Procedurebesluit.
2. Wie kan aangesteld worden als bemiddelaar?
De bemiddelaar moet onafhankelijk en onpartijdig zijn. Dat geldt zowel ten aanzien van het voorwerp van het geschil als ten aanzien van de partijen. De bemiddelaar mag op geen enkele wijze betrokken zijn bij de bestreden beslissing of bij de partijen in het geding en heeft geen belang bij welke uitkomst dan ook.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen kan een personeelslid van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges als bemiddelaar aanstellen.
De procespartijen kunnen daarnaast ook gezamenlijk een derde voorstellen als bemiddelaar.
De bemiddelaar dient aan een aantal voorwaarden te voldoen:
- hij heeft een grondige kennis van en nuttige ervaring in het domein van het Vlaamse recht dat het voorwerp uitmaakt van de betwisting;
- hij geeft blijk van een voor de bemiddelingspraktijk passende vorming;
- hij biedt de noodzakelijke waarborgen voor een onafhankelijke en onpartijdige bemiddeling;
- hij heeft geen strafrechtelijke veroordelingen of tuchtrechtelijke sancties opgelopen die onverenigbaar zijn met de uitoefening van de functie van bemiddelaar.
Zie ook artikel 42, §2 DBRC-decreet.
3. Hoe kan een bemiddelingsprocedure opgestart worden in een hangend beroep bij de Raad?
Ofwel verzoeken de procespartijen gezamenlijk om bemiddeling, ofwel beslist de Raad dit ten laatste op de openbare zitting, maar dan wel mits akkoord van de partijen. Op het ogenblik dat het beroep door de Raad in beraad is genomen, is bemiddeling niet meer mogelijk.
Indien procespartijen het initiatief nemen, dan kunnen deze in de eerste plaats tijdens het vooronderzoek om een bemiddelingspoging verzoeken met een gemotiveerd verzoek tot bemiddeling. Het verzoek wordt ondertekend door alle partijen of hun raadsman en bevat:
- de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de partijen en de gekozen woonplaats, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres;
- de vermelding van de zaak waarin om bemiddeling verzocht wordt en het rolnummer waaronder de zaak ingeschreven is;
- indien voor een derde als bemiddelaar gekozen wordt in plaats van een interne bemiddelaar, de identiteit van de persoon die wordt voorgedragen als externe bemiddelaar en de overtuigingsstukken waaruit blijkt dat de voorgedragen externe bemiddelaar voldoet aan bovenvermelde voorwaarden;
- eventuele overige overtuigingsstukken die de partijen nuttig achten.
Indien niet aan deze vormvereisten is voldaan, stelt de griffier de partijen in staat om het verzoek tot bemiddeling te regulariseren binnen een vervaltermijn van vijftien dagen die ingaat de dag na de dag van de betekening van het verzoek tot regularisatie.
Ook tijdens een pleitzitting kunnen de procespartijen nog om een bemiddelingspoging verzoeken.
Vervolgens stelt de griffier een proces-verbaal van het gemotiveerde verzoek tot bemiddeling op dat hij samen met de kamervoorzitter ondertekent.
Zie ook artikel 42, §1 DBRC-decreet en de artikelen 95 en 96 Procedurebesluit.
4. Wat is het verdere verloop van de bemiddelingsprocedure na het indienen van een verzoek tot bemiddeling?
De Raad willigt met een proces-verbaal het verzoek tot bemiddeling in. De griffier bezorgt het proces-verbaal vervolgens onmiddellijk aan de partijen en aan de bemiddelaar. In het proces-verbaal staat:
- het akkoord van de partijen;
- de identiteit van de bemiddelaar;
- de inhoud van de opdracht van de bemiddelaar;
- de termijn van de opdracht die maximaal zes maanden bedraagt en die ingaat de dag na de dag van de betekening van het proces-verbaal;
- de datum waarnaar de zaak is verdaagd, die de eerste nuttige datum is na het verstrijken van de termijn;
- het bedrag van de verschuldigde bemiddelingsvergoeding.
De griffier zendt onmiddellijk een afschrift van het proces-verbaal aan de partijen en aan de bemiddelaar.
De bemiddelaar beschikt vervolgens over vijftien dagen om de griffier te laten weten of hij zijn opdracht aanvaardt. Als de opdracht aanvaard wordt door een externe bemiddelaar, bezorgt de griffier hem een afschrift van het administratieve dossier.
Daarna nodigt de bemiddelaar de partijen uit voor een bemiddelingsgesprek. Bij de uitnodiging voegt de bemiddelaar een inventaris van de stukken die hij al ontvangen heeft. De partijen kunnen de bemiddelaar steeds alle bijkomende stukken bezorgen die zij nuttig achten.
Indien wenselijk volgen daarna nog één of meerdere bemiddelingsgesprekken.
Uiterlijk op de zitting waarnaar de zaak is verdaagd, brengen de partijen de Raad op de hoogte van het resultaat van de bemiddeling.
5. Wie neemt deel aan de bemiddelingsgesprekken?
Elke procespartij is in persoon aanwezig tijdens de bemiddelingsgesprekken. Indien een partij dit wenst, kan haar raadsman of advocaat die haar tijdens de procedure bij de Raad vertegenwoordigt, ook aanwezig zijn.
De bemiddelaar kan ook derden, zoals buren of aanpalende bedrijven, bij de bemiddelingspoging betrekken, ook al zijn ze geen partij in de procedure bij de Raad.
Indien een overheid betrokken partij is in de bemiddeling, dient de vertegenwoordiger van de overheid over een rechtsgeldig en formeel mandaat te beschikken om een mogelijk bemiddelingsakkoord in naam van de overheid te ondertekenen, al dan niet onder voorbehoud van een eventuele terugkoppeling van de gemaakte afspraken. Een dergelijke terugkoppeling is beperkt tot de expliciete goedkeuring door de overheid van de specifieke afspraken uit het te ondertekenen bemiddelingsakkoord zelf, gelet op de vereiste vertrouwelijkheid van een bemiddeling.
Zie ook artikel 42, §2 DBRC-decreet.
6. Wat is het resultaat van een bemiddelingsprocedure?
Als de bemiddeling tot een bemiddelingsakkoord leidt, kunnen de partijen, of één van hen, de Raad verzoeken om dat akkoord te bekrachtigen.
De Raad kan de bekrachtiging alleen weigeren indien het akkoord strijdig is met de openbare orde, regelgeving of stedenbouwkundige voorschriften.
Als de Raad het bemiddelingsakkoord bekrachtigt, verdeelt de Raad, als uitzondering op de normale procedure, de kosten gelijk over de partijen, tenzij de partijen dit zelf anders bepaald hebben in het bemiddelingsakkoord.
De kosten omvatten het rolrecht en de forfaitaire vergoeding van 700 euro voor de bemiddelingsopdracht zelf. Heel uitzonderlijk omvatten de kosten ook het getuigengeld of de kosten en erelonen van het onderzoek door een deskundige. Er is geen rechtsplegingsvergoeding verschuldigd wanneer de bemiddeling tot een bekrachtigd bemiddelingsakkoord leidt.
Komen de partijen niet tot een akkoord, dan kunnen ze om een nieuwe bemiddelingstermijn verzoeken. De Raad beslist in een proces-verbaal over het verzoek om een nieuwe bemiddelingstermijn.
Indien het verzoek ingewilligd wordt, vermeldt het proces-verbaal het volgende:
- de inhoud van de opdracht van de bemiddelaar;
- de nieuwe termijn van de opdracht die maximaal zes maanden bedraagt vanaf de dag na de dag van de betekening van het proces-verbaal;
- de datum waarnaar de zaak is verdaagd, die de eerste nuttige datum is na het verstrijken van de nieuwe termijn.
De griffier bezorgt opnieuw onmiddellijk een afschrift van dit proces-verbaal aan de partijen en aan de bemiddelaar.
De Raad kan zo de termijn van de bemiddelingsopdracht, op verzoek van de partijen, telkens met maximaal zes maanden verlengen.
Bij het ontbreken van een bekrachtigd bemiddelingsakkoord of als de Raad vaststelt dat de randvoorwaarden voor een geslaagde bemiddeling niet of niet langer vervuld zijn, stelt de Raad met een proces-verbaal vast dat de jurisdictionele procedure voortgezet wordt.
Ook een afschrift van dit proces-verbaal bezorgt de griffier onmiddellijk aan de partijen en aan de bemiddelaar.
Zie ook artikel 21, §7, laatste lid DBRC-decreet, artikel 33, derde en vierde lid DBRC-decreet, artikel 42, §3 DBRC-decreet en de artikelen 95 t.e.m. 100 Procedurebesluit.
7. Welke invloed heeft de opstart van een bemiddelingsprocedure op het procedureverloop van het beroep bij de Raad?
Het verzoek tot bemiddeling – dit is een gezamenlijk verzoek ondertekend door alle partijen of hun raadsman – schorst de proceduretermijnen vanaf de datum van ontvangst door de Raad van het verzoek tot ofwel de datum van bekrachtiging van het bemiddelingsakkoord, ofwel tot de dag na de betekening van het proces-verbaal waarmee de Raad beslist om de jurisdictionele procedure verder te zetten.
Zie ook artikel 42, §4 DBRC-decreet.